Zinsdelen: pv en ow

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Doelen

Je kunt uitleggen wat zinsdelen zijn.

Je kunt de persoonsvorm in een zin vinden en benoemen.

Je kunt het onderwerp in een zin vinden en benoemen.

Zinsdelen

Een zin | bestaat | uit zinsdelen.

Kijk welk deel voor de persoonsvorm kan.

Dit deel is dan een zinsdeel.

De pv (persoonsvorm)= stap 1

Altijd een werkwoord!

Komt meestal vooraan te staan in een vraagzin.

Staan er meer werkwoorden in een zin? De persoonsvorm is het eerste werkwoord.

Let op!

Waar ga jij naar toe?

Wat doe jij daar?

Waarom ben jij niet op school?

Wanneer is het vakantie?

Hoe oud ben jij?

Persoonsvorm? Ja= zitten, nee= staan.

Wat ben jij van plan?

Persoonsvorm? Ja= zitten, nee= staan.

Maak  jij wel elke dag je huiswerk?

Persoonsvorm? Ja= zitten, nee= staan.

In het prachtige bos liep een schattig konijntje.

Persoonsvorm? Ja= zitten, nee= staan.

Hij heeft veel geld gespaard.

Het onderwerp= stap 2

De persoonsvorm heeft iets of iemand nodig dit die handeling uitvoert.

Stap 1: vind de persoonsvorm

Stap 2: onderwerp= wie/ wat + persoonsvorm?

Voorbeeld

In het prachtige bos liep een schattig konijntje.

Stap 1: persoonsvorm = liep

Stap 2: wie/wat liep?= een schattig konijntje 

               Dus het onderwerp is een schattig konijntje.

/In het prachtige bos/ liep /een schattig konijntje/.

Aan de slag

Studiewijzer - 2e - TA - BASIS - grammatica zinsdelen

Oefenboekje

Aan de slag

Maak in de studiewijzer:

-1 oefening bij zinsdelen

- oefening bij persoonsvorm

-1 oefening bij onderwerp

-Exit ticket

Klaar?

Maak in het oefenboekje:

Oefening 1: zinnen 1 t/m 10

Oefening 4: zinnen t/m 10